Het is een mooie dag in de herfst. Mijn man is boodschappen wezen doen en komt met dit merkwaardige verhaal thuis: Hij loopt met de boodschappen terug naar huis, als hij wordt ingehaald door een keihard rennende jongen, een kleuter nog. Het jongetje huilt ook keihard! Nu kijkt het ventje achterom. Schreeuwt een woedende vloek en steekt zijn middelvinger op! Nou ja! Naar mijn man? Nee! Naar iemand achter hem, aan de overkant van de straat. Zijn moeder? Dat achteromkijken had hij beter niet kunnen doen… hij botst in volle vaart tegen een lantaarnpaal en valt achterover op de stoep. Mijn man helpt hem overeind, klopt hem het vuil van zijn broek en geeft hem een zakdoekje. “Snuit maar even flink”, zegt hij. Het jongetje kalmeert. Er ontsnapt hem nog één keer een bibberende snik. Het is meer een diepe zucht eigenlijk. Maar dan nadert de persoon van de overkant en neemt het baasje, opnieuw boos, de benen. “Jurre, blijf staan!” wordt er geroepen. Het is inderdaad zijn moeder. Bij mijn man aangekomen stort zij haar hart uit. Moet zij niet als de sodemieter achter haar zoontje aan? Nee, die weet de weg naar huis wel… Nee, die Jurre van haar! Die wil maar niet deugen! Slim, sluw, geslepen, onhandelbaar, dwars, koppig, eigengereid, vaak boos en ontevreden.
“Bij u werd hij meteen kalm! Wilt u niet zijn opa worden? Niet? Ik meen dit serieus! Ik zit met mijn handen in het haar! Dan adopteren we u…. alstublieft?”
Maak kennis met Jurre! Waarom wilde hij niet deugen? En volgens wie?