Het Hazeleger effect of waarom ik niet van koffie houd!

In de 4e klas, nu zou dat groep 6 zijn geweest, kreeg ik les van de heer Hazeleger. Zijn bureau stond voorin het lokaal, op een verhoging. Wij zaten braaf 2 aan 2 in rijtjes, met ons gezicht naar het grote bord. Ik was lang voor mijn leeftijd en begon elk schooljaar weer helemaal achterin op een bankje bij de muur. Binnen 2 weken veranderde dat meestal in een plaatsje dichterbij de leerkracht. Zo konden ze mij beter in de smiezen houden. Ik schijn erg ondeugend te zijn geweest. In ieder geval was er om mij heen altijd wel wat aan de hand. Geroezemoes, gefluister, gedoe en gedonder… Bij de heer Hazeleger zat ik na 1 week al pal tegen zijn bureau aan. Ik moest echt tegen hem opkijken. De hele dag torende hij hoog op achter dat bastion. Hij daalde zelden af en mengde zich niet onder of tussen de leerlingen. Zijn gebied was voor in het lokaal, achter zijn bureau en voor het bord. De protestants christelijke lagere school Coolsma was gevestigd in een oud gebouw. Best klein en donker, met hoge ramen en lange gangen, streng maar modern ingericht. We kregen les van alleen maar full timers. De bovenmeester was ook de meester van de 6e klas. Ik leerde er aap noot miezen, bijbelversjes uit het hoofd declameren, eindeloos veel liedjes zingen en wat schreven we veel!!! De sommen stonden op het bord, elke dag een verse lading. Taallessen, dictees en elke week een opstel. Later kwamen er de dictaten geschiedenis, aardrijkskunde en biologie nog bij. Een lamme poot kreeg je ervan! De heer Hazeleger was geen fijne man. Bij ons thuis had hij het al aardig verbruid. Mijn oudste zus had de pech hem 2 ½ jaar als meester te hebben: in de 4e en 5e klas, maar ook als vervanger van het schoolhoofd in de 6e!!! Hij had een snerpende stem, sprak ons leerlingen aan met ‘u’, wat juist heel denigrerend overkwam. “Heeft u dit nou nog niet goed begrepen?”, foeterde hij dan ten overstaan van de rest van de klas en stuurde je met een goede leerling eindeloos naar een klein kamertje, om daar dan in godsnaam maar je sommen af te maken. Met iemand die het wel kon! “Uw oudste zuster werkte tenminste nog hard, en uw 2e zuster was briljant, maar u…. u maakt er een potje van!” Bij dat foeteren sproeide hij ruimhartig met speeksel. Hij sprak met consumptie heette dat. En omdat hij de hele dag door kopjes koffie lebberde, roken zijn adem en spuug ernaar. Zurig aangevuld met een waasje van middelmatig goede mondverzorging en een zweempje van de in de lauwe koffie gesopte bammetjes. Krentebrood, toen nog zonder tussen ‘n’ of klam zweterige kaas. Wraak nam ik pas in de 6e klas. Toen heb ik de meisjes opgestookt om met mij over hem te gaan klagen bij de bovenmeester. De directe aanleiding was deze: we gymden niet bij onze school, maar in de gymzaal van de grote openbare school iets verderop in het dorp. Het halen en brengen van de groepen kinderen ging o.l.v. de meesters en juffen. Je bracht je eigen klas en haalde die van een collega op. Met de fiets! De heer Hazeleger kwam altijd helemaal de meisjeskleedkamer in, zonder te kloppen, om ons tot grotere omkleedspoed te manen. “Komaan, jongelui”, knerpte hij dan. “we hebben nog meer te doen vandaag!” Nee, natuurlijk gluurde hij niet naar ons in ons degelijke ondergoed , nee, natuurlijk loerde hij niet naar onze hier en daar ontluikende kleine meisjes borstjes, maar we konden hem daar toch wel van beschuldigen? Waarom niet? Op hoge poten leidde ik de meisjes naar de bovenmeester. Die hoorde ons geamuseerd aan , lachte ons uit en stuurde ons onverrichterzake met een kluitje in het riet.

En daarom, beste lezer, drink ik noooooit koffie. Dat zal hem leren, die Hazeleger…