Corona

Ach, wat een mooi, klankvol en zangerig woord is dat toch! Het roept bij mij zoete herinneringen op. HUH? Corona? Covid19? Zoet? Nee, beste lezer dezes, dat bedoel ik niet: de herinneringen aan het woord Corona zijn zoet. Dat zit zo:

Toen ik op de lagere school zat, speelde ik vaak en graag met en bij mijn vriendin A. Zij woonde rianter dan wie dan ook uit onze klas met haar ouders op het terrein van Kerk en Wereld aan de Rijksstraatweg tussen Driebergen en Doorn. Haar vader, ds Van A., runde daar met zijn kleine maar pittige vrouw, in de bossen een opleidingsinstituut voor aspirant theologie studenten. Die deden er een soort van brugjaar: Ze volgden de lessen Latijn en Grieks op het vlakbij gelegen Revius Lyceum in Doorn en woonden op het landgoed van Kerk en Wereld in een internaat. Daar kregen ze ook lessen, die hen moesten helpen bij het halen van hun gymnasiumdiploma en de verdere voorbereiding op hun studie. In de weekends waren de meeste jongens naar huis en dus hadden Agnes en ik dan het rijk alleen: in de zalen, gangen, het trappenhuis, op het hele terrein. We speelden er lekker zoet: op je sokken schaatsen door de lange gang of over het net gewreven parket in de grote zaal. We schaakten met de achterblijvende jongens en wonnen elk potje! We speelden stout: met de rolschaatsen door de gangen, strepen trekkend bij het slippen en draaien, bijvoorbeeld! En zo rolden we ook eens allemaal rollen wc papier als serpentines door de gangen, langs de jongenskamers en versierden er en passant het hele trappenhuis mee.

Nadat we tijdens een logeerpartijtje letterlijk hadden lopen ‘spoken’ met witte lakens over de kop, de oog-gaten uitgeknipt, op mijn advies, mocht ik een tijdje niet meer komen spelen met Agnes.

Dat speet mij zeer!

Ik miste de ruimte, het gevoel van vrijheid, het spel , de aandacht van de grote jongens en het gezelschap van A. En ik miste ook de reacties van haar vader, die onze streken eigenlijk prachtig vond. Met zijn grote bruine ogen probeerde hij streng te kijken onder gefronste wenkbrauwen, maar er fonkelden felle pretlichtjes in. En hij noemde mij altijd CORONA. Met prettig rollende rrrrr.

Een bijnaam als een kroon.

Ik vind het dan ook een behoorlijke deceptie, dat ‘mijn’ naam gekaapt blijkt te zijn door dat stomme virus!

Het moest verboden worden…